Groeien of splitsen, apart of samen? Drie strategieën van ontwikkeling en samenwerking

Een cruciale vraag voor elk collectief is: hoe groot wil je worden qua aantal leden en bereik? De hiermee samenhangende keuze betreft de samenwerking met soortgelijke burgercollectieven over lokale of regionale grenzen heen. Drie historische varianten op een rij.

Organisatie en bestuur

Samenwerking
Schaalgrootte
Strategie

Principes

Solidariteit

Overig

Geschiedenis

Leden

Ledenbetrokkenheid
Ledenparticipatie

Producten en diensten

Doel

Door de tijd heen is er sprake geweest van uiteenlopende ‘schalingsstrategieën’ van burgercollectieven, dat wil zeggen keuzes ten aanzien van omvang, bereik en samenwerking.

  1. In de eerste golf van burgercollectieven (middeleeuwen) met onder meer  markegenootschappen en gilden leidde snelle groei van leden tot splitsing en specialisatie. Om een voorbeeld te geven: een gilde van ambachtslieden splitste zich in aparte gildes voor timmerlieden, metselaars en schrijnwerkers. Markegenootschappen werden begrensd door de omvang van het gebied in relatie tot het aantal gebruikers (boeren en hun vee). Voordeel van deze strategie is dat het collectief zelfstandig blijft en dichtbij de noden van de leden staat. Nadeel is de kwetsbaarheid ten aanzien van overheden en externe gebeurtenissen.
  2. Tijdens de tweede golf (1880 -1920) in de ontwikkeling van burgercollectieven lag het accent op agrarische coöperaties en onderlinges. Ze startten doorgaans als lokale organisatie, maar in afzienbare tijd overheerste een strategie van fuseren en centralisatie. Zo is er een directe lijn te trekken tussen de honderden lokale zuivelcoöperaties rond 1900 en het huidige FrieslandCampina, of tussen de Onderlinge Brandassurantie te Achlum uit 1812 en het huidige Achmea. Voordeel van deze strategie van fusie en centralisatie is het realiseren van meer kritische massa; nadeel is dat leden op grotere afstand komen te staan en daarmee aan betrokkenheid inleveren.
  3. Tenslotte komt in de huidige derde golf in de ontwikkeling van burgercollectieven een mix van schaalbare en niet schaalbare – stand alone – organisatiemodellen naar voren. Qua samenwerking overheerst een netwerkstrategie met als belangrijkste kenmerk een polycentrische structuur. Dit betekent dat de collectieven met elkaar verbonden zijn maar tegelijk wel een bepaalde mate van autonomie houden. Voordeel hiervan is dat de burgercollectieven dichtbij de noden van hun leden blijven en tegelijkertijd samen een sterke beweging kunnen vormen. Nadeel: er is nauwelijks sprake van sectoroverstijgende kennisdeling.

Voorbeelden van strategische afwegingen

  • Coöperatie Stationspark Deurne is tot nu toe een unieke, plaatsgebonden organisatie. Haar succes heeft geleid tot belangstelling over het concept bij overheden en vanuit stationsgebieden in andere plaatsen. Kernvragen: is het Deurnese concept repliceerbaar en schaalbaar en wie neemt daarbij het initiatief? 
  • De Participatiekeuken is uitgesproken over haar schalingsstrategie: hoe meer aanschuiftafels verspreid over Den Haag of elders hoe beter. Zelfsturing is het devies. Centrale coördinatie is afwezig.
  • Herenboeren Nederland werkt in zekere zin volgens een franchisemodel en wil zo voor een versnelling zorgen in de ontwikkeling van een nieuw voedselsysteem. Het polycentrisch sturingsmodel is van toepassing op Herenboeren, want er is sprake van autonomie van het lokale initiatief maar binnen vaste kaders. Dit model geeft ruimte aan lokale innovatiekracht en aan het delen van kennis en informatie tussen de lokale boerderijen. 

Kijk terug: Prof. dr Tine De Moor over schalingsstrategieën.

 

Cookie-instellingen