De nieuwe Energiewet bevordert dat burgers, bedrijven en organisaties collectief duurzame energie opwekken, opslaan en delen. Daarmee wordt lokaal eigenaarschap en samenwerking actief ondersteund door wet- en regelgeving. Maar hoe pakt dat uit in de praktijk? Welke kansen ontstaan er — en welke obstakels blijven bestaan? In dit artikel vragen we drie experts hoe de nieuwe Energiewet meer ruimte creëert voor energiegemeenschappen - waarvan in het bijzonder warmteschappen - en zo bijdraagt aan een eerlijkere energietransitie.
Ries Verhoeven
Ries Verhoeven is teamleider van het belangenbehartigingsteam bij Energie Samen. Hoe kijkt hij naar de toekomst van energiegemeenschappen?
Waarom is het zo belangrijk dat energiegemeenschappen in de energiewet worden meegenomen?
'Energie Samen is al sinds 2009 bezig om energiegemeenschappen in de Europese en Nederlandse energiewetgeving te krijgen. Dat is begonnen met een Europees project. Binnenkort is het eindelijk zover en worden energiegemeenschappen erkend. De grootste verandering hierdoor betreft de nieuwe juridische status en daaruit volgende politieke erkenning voor energiegemeenschappen. Deze erkenning zorgt nu al voor meer financieringsstromen voor initiatieven die het hard nodig hebben. Energiegemeenschappen worden nu als een systeemspeler gezien, al vragen lokale overheden regelmatig nog ‘Wat moeten we hiermee? Moeten we hier beleid op maken?’. Deze politieke erkenning zorgt er juist voor dat energiegemeenschappen een meer apolitiek karakter krijgen, doordat ze, net als netwerkbeheerders, letterlijk zijn opgenomen binnen de energiewet. Een ander speelveld dus!'
Nog niet iedereen zal bekend zijn met de term ‘energiegemeenschap’. Hoe kan de nieuwe erkenning gewaarborgd worden?
'Energie Samen gaat vanaf deze september samen met NEN van start met het opzetten van een normering voor energiegemeenschappen. Dit doen wij als sector dus zelf. Door bepaalde randvoorwaarden af te spreken waar een energiegemeenschap aan moet voldoen, kan er voor meer erkenning bij andere partijen worden gezorgd, en meer standaardisering in het algemeen. Daarnaast kunnen we hierdoor de coöperatieve principes ook goed waarborgen.'
Hoe nu verder?
'Energiegemeenschappen maken nu officieel deel uit van het publieke energiesysteem. Ze zijn niet langer alleen ‘van onderop’ – ze worden ook erkend als formele actoren. Dat vraagt om nieuw beleid en structurele ondersteuning, zodat ze als serieuze partners kunnen worden gezien. De energiewet helpt daar al bij – het zet een aantal dominosteentjes in beweging. Een goed voorbeeld is het project Local4Local, waarin energiecoöperaties met lokale energiecontracten de contouren schetsen van hoe de toekomst van energiegemeenschappen eruit zou kunnen zien.'
Pepijn Quast
Pepijn Quast is een PhD-kandidaat in energierecht aan de Universiteit Utrecht. Hij doet onderzoek naar ‘consumer empowerment’: hoe de positie van de consument ten opzichte van de markt kan worden versterkt.
Wat verandert er juridisch gezien voor warmtecollectieven met de komst van de Wet collectieve warmte (Wcw)?
'Een belangrijk voordeel is dat kleine warmtecollectieven ontheffing kunnen krijgen van de leveringsvergunning. Dat is belangrijk, want zo’n vergunning brengt behoorlijk wat administratieve en organisatorische lasten met zich mee. Zo hoeven ze bijvoorbeeld geen uitgewerkt kavelplan in te dienen, wat veel scheelt qua papierwerk. Deze ontheffing verlaagt dus drempels voor startende initiatieven. Daarnaast erkent de Wcw warmteschappen als publieke spelers, waardoor zij – in tegenstelling tot private partijen – zelf warmtenetten kunnen ontwikkelen. In de wet is bovendien vastgelegd dat collectieve warmtesystemen met maximaal 1500 aansluitingen onder lichtere eisen kunnen vallen. Wel blijven de eisen rond leveringszekerheid volledig van kracht – logisch, want de eindgebruiker moet op warmte kunnen rekenen.'
Verwacht je dat warmteschappen hierdoor makkelijker van de grond komen?
'De juridische erkenning helpt zeker, maar het realiseren van een warmtenet vraagt meer dan alleen een goede wet. Denk aan financiering, het opstellen van een businessplan en het aanvragen van andere vergunningen – dat blijft allemaal complex. Bovendien kan de grens van 1500 aansluitingen ook beperkend werken. Er zijn collectieven die daar al overheen gaan, en die kunnen dan geen gebruik maken van de ontheffing. Tot slot is er een interessante ontwikkeling gaande rond de aanwijzingssystematiek. Nu geldt: wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Maar er ligt een voorstel om dat te veranderen naar een selectieprocedure met wegingscriteria. Daarbij zou bijvoorbeeld lokale betrokkenheid kunnen meewegen. Zo kun je collectieven ook op inhoudelijke gronden de ruimte geven, en niet alleen op snelheid.'
Anne Vos
Anne Vos is adviseur warmte bij gemeente Rotterdam en richt zich sinds kort op warmtegemeenschappen.
Wat betekent de aankomst van de Wet collectieve warmte op gemeentelijk niveau voor warmte-initiatieven in Rotterdam?
'De Wcw geeft energiegemeenschappen een duidelijkere juridische positie, ook lokaal. We zitten als gemeente nog in de verkenningsfase, maar elke gemeente moet nu een warmtevisie opstellen voor de komende tien jaar. In aanloop naar de Wcw betrekken we Rotterdamse energiecoöperaties al bij het proces. De vraag daarbij is, zoals ook Energie Samen aangeeft: hoe neem je lokale warmte-initiatieven mee? Staan ze bij voorbaat op zichzelf, of kunnen ze aanhaken op een groter warmtenet? Wat speelt er al in de stad en waar willen initiatieven heen groeien? We willen collectieven de ruimte geven om zich te ontwikkelen, en hen bijstaan waar dat nodig blijkt. Daarbij denken we ook aan het stellen van randvoorwaarden. Denk aan het waarborgen van inclusiviteit en energiezekerheid, zodat een nieuw initiatief niet onbedoeld zorgt voor hogere kosten voor anderen in de buurt. Het warmtesysteem moet immers stadbreed blijven werken – ook met bestaande private netwerken.'
Hoe ziet de rol van de gemeente eruit voor collectieven in de warmtetransitie?
'Vooral faciliterend en ondersteunend. Energie-initiatieven hebben het recht om te experimenteren – en soms betekent dat ook falen. Idealiter is dit een leerproces voor beide partijen. Met Energie van Rotterdam onderzoeken we welke vormen van ondersteuning nodig zijn – of dat nu bestuurlijk, moreel of geografisch is. Warmtenetten zijn complex, ook omdat ze letterlijk achter de voordeur komen. Als bewoners zelf initiatief nemen, moet je dat serieus nemen. Ten slotte proberen we als gemeenten ook onderling kennis te delen. Vanuit RVO en NPLW worden nu leidraden en leerkringen ontwikkeld, zodat we niet allemaal zelf het wiel hoeven uit te vinden. Elke wijk is anders, maar ‘communities of practice’ op gemeenteniveau zijn erg behulpzaam.'
Goed om te weten: deze personen zijn allen geïnterviewd vóór 3 juni (val van kabinet Schoof I). Een demissionair kabinet kan leiden tot vertraging van besluitvorming en wetgeving.
Auteur: Brechtje Polman